Het gaat nu redelijk,

maar wat kapot is komt nooit meer goed.

Netty, 67 jaar:

Op mijn 45ste kreeg ik de diagnose: slaapapneu. Ik was al een leven lang moe en kwam als kind al bij een internist, die nooit wat vond. In mijn tienertijd kreeg ik de diagnose Pfeiffer: drie maanden thuis, die ik slapend doorbracht, maar uitrusten deed ik niet: the story of my life. Ook al was ik uitgeput, ik hield vol en bleef werken.

De volgende diagnose was fibromyalgie, daar moest ik het maar mee doen. Iedere nacht ‘vechten’ waardoor je ’s ochtends doodmoe bent, en de opvoeding van de kinderen een zware tijd werd. Ik kreeg een totale meltdown, dacht dat ik alzheimer kreeg. Ik kende de mensen niet meer en ik was totaal de weg kwijt. Deed onderweg achter het stuur even mijn ogen dicht omdat dat moest; ik sliep in een volle kamer als ik ergens op visite was.

Tot een nieuwe internist zei ‘ik ga je eerst eens laten slapen’. Aantal ademstops: 38! Dat is best veel, waarschijnlijk al mijn hele leven lang. Het gevolg: diabetes, trage schildklier, slijtage van het kraakbeen in mijn hele lichaam, een kapot immuunsysteem. Dit alles leidde tot afkeuring op vijftigjarige leeftijd.

Hadden ze het maar geweten toen ik nog een kind was, dan was me veel pijn, akelige onderzoeken en uitputting tot ik wanhopig was, bespaard gebleven. Het zat dus niet tussen mijn oren.

Het gaat nu redelijk, maar wat kapot is komt nooit meer goed. Gelukkig bleef en blijf ik positief.